Voor een volledige bescherming moeten rookmelders worden geïnstalleerd in alle kamers, gangen, opslagruimtes, kelders en bergingen. In kamers van meer dan 40 m² of gangen die langer zijn dan 10 m, wordt het gebruik van meerdere rookmelders aanbevolen.
2. Je moet ten minste voldoen aan de minimale beschermingseisen en elke slaapkamer en kinderkamer en alle gangen die dienen als vluchtroute uitrusten met een rookmelder.
3. Voor optimale bescherming moet je minstens één rookmelder in alle kamers en gangen plaatsen.
4. Omdat rook naar boven stijgt, moeten rookmelders altijd aan het plafond worden geïnstalleerd, bij voorkeur in het midden van de ruimte op een horizontale positie. Houd er rekening mee dat er een afstand van minstens 0,5 m moet worden aangehouden tot alle meubilair aan het plafond en tot de muren.
5 Als plafondmontage niet mogelijk is (bijv. in daktoppen), kan de rookmelder aan de muur worden gemonteerd. De afstand tot het plafond moet tussen 30 en 50 cm zijn.
6 Als de hoogte van de ruimte meer dan 6 m is, gebruik dan een extra rookmelder.
7. In gangen en hallen met een maximale breedte van 3 m mag de afstand tussen twee rookmelders niet meer dan 15 m bedragen. De afstand tussen de melder en de kopse kant van de gang mag niet meer dan 7,5 meter bedragen. Op elke kruising, splitsing en hoek van gangen en hallen moet één rookmelder worden geïnstalleerd.
8. een extra rookmelder is vereist onder galerijen als de galerij een totale oppervlakte heeft van meer dan 16 m² en meer dan 2 m lang en breed is.
9. in ruimtes met een schuin dak, als de helling van het plafond 20° ten opzichte van de horizontaal is, moet de rookmelder worden geïnstalleerd op een afstand van 50-100 cm van het hoogste punt. Als het horizontale plafond minder dan 1 m breed is, installeer de rookmelder dan op het schuine dak. Als het horizontale plafond breder is dan 1 m, monteer de rookmelder dan in het midden van het horizontale plafond.
Installatielocaties die vermeden moeten worden zijn bijvoorbeeld 1. omgevingen die worden geïnstalleerd in de buurt van airconditioning- en ventilatieopeningen, airconditioningsystemen en ventilatoren.
2. in badkamers, doucheruimtes of ruimtes waar de temperatuur hoger is dan 39 °C of lager dan 0 °C.
3. niet in de nok van een dak, omdat zich daar in geval van brand rookvrije lucht kan ophopen.
4. in keukens, garages, wasruimtes of stookruimtes kunnen kookdampen, uitlaatgassen van voertuigen, stof en vocht een vals alarm veroorzaken.
5. in zeer stoffige of vuile ruimtes. Vuil en stof kunnen zich ophopen in de rookmelder en de werking ervan nadelig beïnvloeden.